Biografie

 

                                                            De gezinnen Schlegel

 

 

Hermann        x  1837 (1)     Cornelia Buddingh (1815-1864)
1804-1884          1869 (2)    Albertina Catharina Petronella Pfeiffer (1829-1894)


                                               (1)
__________________|___________________________________________________

Cecilia

1838-1910

 

Gustaaf

1840-1903

 

Rudolph

1842-1844

Leander

1844-1913

(Betsy)

1854-1854

                                   x 1878                                                          x 1878

Catharina Elisabeth Gesina Buddingh

1857-*

 

 

 

Emma de Waal Malefijt

1858-1933

|

Alijdia

1881-1964

 

* Gustaaf en Catharina zijn in 1890 kinderloos gescheiden. Meerdere Nederlandse publicaties vermelden dat Catharina in 1897 in 's-Heerenberg is overleden, een daarvan geeft de precieze datum 13 juli. Op de evangelische begraafplaats van Arco aan het Lago di Garda bevindt zich echter het graf van ene Catharina Elisabeth Gesina Schlegel-Buddingh die op 21 september 1922 is overleden en op 23 september begraven en van wie het archief aldaar vermeldt dat zij in 1897 van Nederland naar Duitsland is verhuisd en vandaar naar Arco. Arco werd aan het einde van de negentiende eeuw een geliefd toevluchtsoord voor mensen van benoorden de Alpen, zeker als zij aan tuberculose leden. Hun aantal liep zo op dat besloten werd tot de bouw van een evangelische kerk en de aanleg van een bijbehorende begraafplaats. De overlijdensakte van Gustaaf (Leiden, 1903) vermeldt hem als "gescheiden echtgenoot" van Catharina, maar zegt niets over haar eventuele overleden zijn. Dit lijkt op een nieuwe opdracht voor Hercule Poirot (14 juli 2021).

 

Gustaaf en Leander zijn dus in hetzelfde jaar getrouwd, Gustaaf op 9 mei in Leiden, Leander op 11 juli in Haarlem. Catharina was overigens een volle nicht van hen.

 

 

   Over Cecilia was, zoals dat vaak gaat, lange tijd weinig bekend. Bob van Zijderveld heeft echter het een en ander over haar boven water gehaald. Ik kom daar op terug.

   Over Gustaaf is het nodige gepubliceerd, bijvoorbeeld deze biografische schets van Lodewijk Kallenberg. Ook komt hij zeer uitgebreid ter sprake in het proefschrift van Koos Kuiper, The Early Dutch Sinologists (2016).

 

 

     Beknopte biografie van Leander Schlegel, ontleend aan een programmaboekje van het Concertgebouw te Amsterdam uit 1904 en ongetwijfeld door hem zelf geschreven dan wel in samenspraak met hem tot stand gekomen.

 

  “Leander Schlegel, de derde zoon van den beroemden dierkundige, Hermann Schlegel, werd geboren op den 2den Februari 1844, te Oegstgeest nabij Leiden.
   Aleer zijne ouders zich met de toekomst van het knaapje bezig hielden, deed dit hun van zelf eene vingerwijziging [wel: vingerwijzing – FvR] aan de hand door, op ongeveer vierjarigen leeftijd, hoewel nog geene muziek beoefend hebbende, zijne moeder bij het stemmen harer gitaar met aanwijzingen als: te hoog – te laag – nu is ’t goed, enz.  te meenen moeten bijstaan. Deze opmerkingen getuigden van zulk een fijn gehoor, dat men besloot den knaap in de muzikale kunst te doen opleiden. Op zesjarigen leeftijd componeerde hij reeds kleine stukjes aan de piano, en vier jaren later begonnen zijne studies op de Muziekschool te Leiden, en wel met het vioolspel, waarvoor hij zulk eene buitengewone begaafdheid aan den dag legde, dat de beroemde viool-virtuoos Ferd. Laub* dringend verzocht, hem mede naar Berlijn te mogen nemen om, kosteloos, bij dezen meester te studeeren, waaraan de vader echter geen gevolg wilde geven uit vrees voor neiging tot enkel virtuozendom.
   Te Leiden en op de Kon. Muziekschool te ’s-Gravenhage (1858-1860) beoefende S. – behalve viool – klavier, orgel, violoncel, harmonie- en compositieleer, welke studie op het Conservatorium te Leipzig (1861-1863) werd voortgezet.
   Naar Leiden teruggekeerd, werd hij tot leeraar voor viool aan de Muziekschool aldaar benoemd, welke betrekking hij tot 1867 vervulde, terwijl hij inmiddels op vele plaatsen van ons land als pianist optrad.
   Van 1867 tot 1871 leidde S. een zwervend leven en woonde afwisselend te Parijs, Wiesbaden, Leipzig en Brunswijk, met Aug. Wilhelmj  herhaaldelijk kunstreizen ondernemende.
   In 1871 werd hem de betrekking van directeur der Afd. Haarlem van de Maatschappij tot bevordering der Toonkunst aangeboden, en bleef hij in die functie als leider der Zangvereeniging tot 1880 en als directeur der Muziekschool tot 1898, toen hij zijn ontslag nam en zelf, mede te Haarlem, eene inrichting voor muziekonderwijs stichtte.
   Als pianist doet hij zich van lieverlede zeldzamer hooren: daarentegen wijdt hij zich meer en meer aan compositie.”

 

    * 1832-1875, van oorsprong Tsjechisch violist, was vanaf 1855 professor aan zowel het Stern’sche Konservatorium als de Neue Akademie der Tonkunst in Berlijn en vanaf 1866 aan het Conservatorium van Moskou. Tsjaikovskij behoorde tot zijn grootste bewonderaars, het Andante funebre e doloroso uit diens Derde Strijkkwartet (1877) wordt wel in verband gebracht met het vroegtijdige overlijden van Laub.